# Last update van deze pagina: 11-05-2023 |
Toen in het voorjaar van 1940 de Engelse bommenwerpers voornamelijk 's nachts het Duitse luchtruim teisterden en met hun - in deze fase van de luchtoorlog- zeer onnauwkeurige bombardementen, had het Duitse opperbevel van de Wehrmacht een groot probleem. De opdracht aan de Luftwaffe was de bombardementen te verminderen of beter geheel te stoppen.
Dit probleem was: a) hoe zijn deze bommenwerpers 's nachts te localiseren en b) hoe zijn deze onschadelijk te maken en c) hoe worden dit substantieele aantallen en qua strategie hoe schakelen we de Luftwaffe over van een offensieve stijdmacht naar een defensieve.
Het vinden van een vliegtuig in een donkere nacht was er een van voortdurende ontwikkeling van de techniek, aan beide zijden van de strijdende partijen, weten we nu. Deze techniek had in nazi-duitsland nooit de hoogste prioriteit gehad, omdat o.a. Hermann Goring als hoofd van de Luftwaffe in zijn onoverwinnelijke strijdkrachten geloofde die voornamelijk in het offensief zouden zijn. Hij verklaarde dat er geen Engelse bommenwerpers boven Berlijn zouden verschijnen en hij bleek wel heel erg ver naast de waarheid te zitten. Dat zei Goring voordat de Battle of Britain was begonnen en daarna duidelijk werd dat Engeland niet verslagen was en zelfs in staat bleek om Duitsland op grote schaal te bombarderen.
Daartoe had de Luftwaffe wel geavanceerde technieken ontwikkeld om nauwkeurig te bombarderen in Engeland en deze bombardementen op grote schaal waren begonnen op 13 augustus 1940. We kennen de foto's wel van gigantische antennes zo groot als een klein flatgebouw maar dan op een cirkelvormig railsysteem. De systemen die daarvoor ter beschikking stonden waren de gekruiste navigatiestralen Knickebein (locatie in 1939: Kleve op Duitse bodem en reeds toegepast bij de bombardementen op Warschau, in 1940 ook in Den Helder (Julianadorp). In september 1940 verschenen de bakens van het X-Geraet te Cherbourg om de bombardementen op Engeland te begeleiden(2 beams met de namen:Weser-Spree),te Calais (3 beams met de namen: Rhein-Else-Isar)en te Brest (beam: Oder). Eenmaal op de plek aangekomen waar beide signalen hoorbaar waren, dan was dit de preciese lokatie. Het waren in feite geleidebakens welke middels kruispeilingen de juiste locatie aangaven. Dhr RV Jones, de wetenschappelijk adviseur van Churchill, beschrijft dit uitgebreid in zijn boek Most Secret War en ook de wijze waarop de Engelsen dit systeem onbruikbaar maakten. Daarna kwam het Y-systeem welke aan één baken genoeg had. Er werd een signaal naar het vliegtuig gezonden en na filtering geretourneerd , waaruit de lokatie te berekenen was. Volgens mij is dit systeem later ook bij Teerose Jaegerleitstellung toegepast en zelfs de frequenties (42.4 mhz) komen overeen.
Nog later werd slechts van één Freya antenne gebruik gemaakt, bij Teerose-III. Daarover later meer.
Toevallig las ik recent een rapportage van het KEW Archive over de Nachtjagd, waarbij in aanvulling op het parkeren van nachtjagers in een Warteraum ook de Lorentzbeam (Y-beam) gericht werd op een bomberstream.
Kortom: aan technische hulpmiddelen lag het niet. Een dergelijk zeer groot apparaat(antenne) was na de Duitse verovering van Nederland in Den Helder geplaatst en de ijzeren rails ligt er nog steeds. (zie afbeelding)
Terug naar de bombardementen van de RAF op Duitse doelen. Duitse air-warning radar was hard nodig in 1940 voor de luchtafweer ter bescherming van belangrijke doelen als de gehele oorlogsmachine en de industrie. Engeland en Frankrijk waren sinds de Duitse inval in Polen in september 1939 officieel in oorlog met Duitsland.
Voor het uitbreken van de oorlog was er daar reeds radioapparatuur ontwikkeld en gebouwd om mee te experimenteren. We spreken dan over 1934. Maar pas in 1939 werd radar experimenteel en operationeel op het Duitse waddeneiland Wangerooge uitgeprobeerd. Een naam die je steeds weer tegenkomt in dit verband is die van Lt. Diehl. Deze ontwikkeling van de radar had toen geen hoge prioriteit bij de nazi-leiding. Een eerste opstelling had wel effect, want één van de eerste Engelse bombingraids, bij daglicht, liep voor de Engelsen slecht af. Van de 22 Wellington bommenwerpers kwamen er slechts 10 terug. Een les voor de RAF en eentje die de Duitse leiding pas later leerde.
Voor hen die historisch geinteresseerd zijn geef ik een deel van het "Oslo"-rapport weer wat hier over gaat. Het "Oslo"-rapport was in feite een complete weergave van technische militaire ontwikkelingen die nog plaats zouden vinden in oorlogstijd in het Derde Rijk. Het bleek na de oorlog van een hoge functionaris te zijn geweest in de electronische industrie, doch de naam is pas na zijn dood algemeen bekend geworden. Het rapport gaf o.a. aan de ontwikkleing van de radar, de V-wapens, ontstekers, bestuurbare bommen en ga zo maar door. Dit rapport heeft Great Britain zeker een half jaar voorsprong gegeven in de ontwikkeling van bv radar-apparatuur.
Wat niet gebeurde was het Duitse vliegdekschip, waarvan de bouw niet doorgezet werd. Hitler had niet erg veel op met de marine.
Bijgaand een deel van de melding over de eerste aanval van Engelse bommenwerpers als boven vermeld.
Een na-oorlogse analyse van de ontwikkeling van Engelse en Duitse radarsystemen maakt duidelijk dat de Duitse systemen van hogere kwaliteit waren dan de Engelse. De Duitse waren electronisch stabieler en compacter gebouwd. De Engelse systemen (Chain Home System) waren niet gelijkwaardig aan de Freya en Wuerzburg radars maar waren wel berekend op hun taak. Aan het begin van de oorlog waren er geen navigatiehulpmiddelen voor bombardementen zoals het Duitse Knickebein en de opvolgers. Navigatie op de kaart en met behulp van de sterren was volgens de Engelse generaals voldoende. Wel had de RAF een grote voorsprong in de ontwikkeling van vliegtuig-apparatuur, maar dat kwam later. De Royal Navy had overigens geen enkel vergelijkbaar produkt als de Seetakt-radar (voorloper Freya radar) en wist ook niet van het bestaan ervan. Fotos van kruisers met Seetakt-radar in de top van de brug waren wel in omloop maar bleken het wakende oog van de Engelse navy-intel gemist te hebben.
Het systeem van ground control intercept, middels Chain-Home radar was aan Engelse zijde echter veel vroeger en beter ontwikkeld en er was geoefend in het gebruik ervan. Dit betekende concreet dat Engelse jagers langer in de lucht konden blijven doordat zij later gealarmeerd konden worden, en doelmatiger ingezet konden worden. Aan het eind van de oorlog hadden geallieerde radarsystemen echter de Duitse ingehaald. Wanneer we nu terugkijken en de organisatie bezien rond de inzet van jachtvliegtuigen dan valt het op dat het duitse systeem in de Grossraum-Gefechtsstand Diogenes met het melkglazen scherm van 12 x 9 meter, waarbij aan de achterzijde de informatie op het scherm werd geplaatst en aan de voorkant werd afgelezen, veel meer vliegtuigen kon verwerken.
Opgemerkt moet worden dat de Kriegsmarine als eerste in 1938 met een operationele radar werkte , geinstalleerd op de vestzak slagkruiser Admiral Graf Spee onder de naam DeTe-I ; welke ook wel Seetakt (370 Mhz) werd genoemd. De firma GEMA had deze exclusief voor de Kriegsmarine ontworpen en gebouwd. Opmerkelijk is wel, dat deze organisatie, de GEMA, open stond voor een dergelijke nieuwe ontwikkeling. Deze Seetakt bleek de voorloper van de Freya (120 Mhz) te zijn voor de Luftwaffe met als doel air-warning voor grote afstanden. Zo'n Freya kon tot op 100 km afstand vliegtuigen waarnemen, afhankelijk van de instelling en lokatie, maar geen hoogte-indikatie geven. Een stevig nadeel, waarvoor pas later een andere oplossing werd gevonden.
De eerste twee Freya's werden al in 1938 gebruikt bij de invasie van TsjechoSlowakije !
Na 1940 zien we in de bezette Duitse gebieden lang de lange kusten zowel radars van de Kriegsmarine, van het leger (Heer) als van de Luftwaffe. Een vorm van samenwerking en informatieuitwisseling tussen deze onderdelen bleek er echter niet te zijn.
De Kriegsmarine gebruikte exclusief de DeTe-II (Freya) voor haar lange afstands kustverdediging, hetgeen hun verantwoordelijkheid was.
Luftwaffe Freya Kotchen (rechts) was een speciale Freya uitvoering met smalbandige Yagi ontvangst-antenne, aanwezig op Schiermonnikoog.
In dezelfde periode ontwikkelde Telefunken haar 50cm radar en noemde deze naar een stadje in Duitsland, de Wurzburg, zoals toen de gewoonte was. Met een schoteldiameter van 3 meter en gaf deze uitstekend de hoogte aan. Dit zeer succesvolle produkt voor anti-aircraft (Flak)kanonnen en werd later opgevolgd door de verder rijkende versie, die met een 7,5 meter schotel, die gemaakt werd door de Zeppelin fabrieken en genoemd werd: de Wurzburg-Riese.
Foto rechts: Wurzburg radar (FuMO 214 Kriegsmarine version) als aangetroffen op het Normandy strand bij Arromanches. Deze is voornamelijk ingezet voor marine doelen. Vernietigd enkele dagen voor D-day. Een interessante foto daar ook de geallieerde D-Day bevoorradings schepen in de achtergrond te zien zijn. Let op de IFF dipolen bovenop. zie ook De Opbouw/Techniek voor het verhaal eromheen.
Bron: USA WW II collectie/www.footnote.comGedurende de oorlog bleek een Freya met één of meerdere Wuerzburg's een goede combinatie; eventueel met een Wassermann (lange afstands radar) of Mammut voor nog langere afstand signalering (300 km). Zo werden de bommenwerpers zichtbaar wanneer deze zich reeds boven vliegbasis in Engeland verzamelden. Overigens waren ze door de Duitse luisterdiensten ook al opgepikt.
Na de eerste Britse bombardementsvluchten van geringe omvang werden deze echter steeds voltalliger en frequenter. Een groot probleem voor de Duitse steden en indirect voor de Duitse Luftwaffe, wiens taak het werd om het luchtruim vrij te houden van vijandelijke vliegtuigen, en bombardementen te voorkomen. Het volstond niet meer om individuele jachtvliegtuigen op basis van een simpele luchtwaarneming richting vijandelijke vliegtuigen te sturen. Er was een kolonel bij die Luftwaffe die wist hoe hij dit kon oplossen; we spreken dan over 1940; Josef Kammhuber werd hoofd van de Nachtjagd Division in Zeist. Na de oorlog werd hij overigens generaal bij de Navo.
Er kwam een gordel van zoeklichten die zich uitstrekte van Denemarken tot midden Frankrijk (zie kaart bovenin deze pagina). Deze gordel bestond uit overlappende zone's van 45 km lang (noord-zuid gemeten) en 22 km breed (oost-west) Eén zone - één controle centrum - beheerde een hoofdzoeklicht en hulp zoeklichten. Het hoofdzoeklicht werd door een early- warning Freya radar en vervolgens door een kleine Wuerzburg (FuMG 62D/kleine schotel) met een bereik van 40 km aangestuurd en de hulp zoeklichten werden met hand bediend. Trefwoord: radar-gestuurde zoeklichten.
Ook werden er later naast de zone , ervoor en erna, nog een lijn van radars geplaatst om bommenwerpers op hun terugreis nog eens af te vangen. In en om deze zone's vonden ontwikkelingen plaats welke achtereenvolgend worden beschreven.
In Nederland , welke tot de Luftflotte 2 behoorde , gebruikte de nachtjager-squadrons als de NJG 1 bases als Deelen, Twenthe en vooral Leeuwarden. Leeuwarden werd echter vanaf de wintermaanden 1940/1941 ook gebruikt voor nachtelijke luchtaanvallen op Engeland, tesamen met Schiphol, Eindhoven, Soesterberg en Gilze-Rijen, waar KampfGruppen (KG) 4, 30 en 76 lagen. Deze ZerstorerGruppen(ZG) gebruikten als navigatiesysteem Knickebein (een locatiesysteem met richtinggevoelige radiosignalen, waarvan een zender in Den Helder stond) Opgemerkt moet worden, dat de Engelsen langzamerhand in staat waren om deze en de opvolgende X en Y-systemen te storen.
In het voorjaar van 1941 begon Hitler aan de opmars in de Balkan en de aanvallen op Engeland werden minder. Een deel van de Duitse bommenwerpers vertrok in Oostelijke en Zuid Oostelijke richting. Alleen KG 2 bleef gedurende 1941 en een deel van 1942 nog in Nederland gebruik maken van Soesterberg, Gilze-Rijen, Eindhoven en Deelen.
DuNaJa was een eerste luchtverdedigingssysteem op Europese bodem om te proberen zoveel mogelijk Engelse bommenwerpers neer te halen.
Kwam een bommenwerper in een dergelijke zone dan werd deze eerst uitgelicht door het hoofdzoeklicht, waarvan de richting bepaald was met behulp van de Freya radar en de hoogte door een kleine Wurzburg(FuMG 62D/tot 30 km). Eenmaal gevonden, werd deze door de andere zoeklichten bijgelicht. Dan werd de nachtjager van elders, wiens lokatie ook door radar was bepaald, naar z'n verlichte prooi geleid, waarbij een tweede vliegtuig assisteerde. Een dergelijke nachtjager was tot dat tijdstip min of meer in de lucht geparkeerd rond een lichttoren/lichtbaken (Leuchtfeuer).
Concreet:Dit systeem werd ook wel DUNAJA "dunkele Nachtjagd". De radar localiseerde niet alleen beide vliegtuigen maar dirigeerde ook de zoeklichten en de Flak-batterijen.
Natuurlijk probeerde een piloot van de bommenwerper uit de bundel van zoeklichten te ontsnappen, en dat gebeurde dan ook wel, maar over het algemeen gesproken was het vinden van een vliegtuig door een Flak-Wuerzburg zeer nauwkeurig. Een nadeel was wel dat er een wolkenvrije hemel moest zijn althans bewolkt tot maximaal 51 %.
Als nachtjager werden voornamelijk gebruikt Do 17, Ju 88 en Me Bf 110, met 2 bemanningsleden. Een nadeel van het systeem was dat de Flak niet alleen de vijandelijke bommenwerpers beschoot maar vaak ook de eigen jagers , die op die hoogte niet goed te onderscheiden waren. Later werden afspraken gemaakt dat de FLAK niet bover 5000 meter mocht schieten
Een verdere onwikkeling van het systeem was de Helle Nachtjagd (HENAJA); de Verlichte nachtjacht. De gevechtleidingscentra ook wel genoemd (Flugmeldemess Stellung) waren uitgerust met 1 Freya en oorspronkelijk met 2 Wuerzburgs welke later vervangen werden door 2 Wuerzburg Riese. De bommenwerpers werden opgespoord door de Freya (afstand tot 200 km ) en op korte afstand overgenomen voor hoogte-positionering door een Würzburg. De nachtjager werd begeleid door de andere Wuerzburg. De eerste Wuerzburg werd genoemd: der rote en de tweede: der blaue.
In het radarstation op de grond maakte de JLO/Jaegerleitoffizier gebruik van visuele middelen als kaarten, fiches en een soort gradenboog op een tafel genoemd de "Auswerte Tisch" om de posities van beide vliegtuigen ten opzichte van elkaar in te schatten en tevens om een idee te krijgen van de dimensie van de luchtoorlog in zijn zone. Dit was een voorloper van de Seeburgh Tisch, welke een geprojecteerd 3-dimensionaal beeld gaf met behulp van een glasplaat waar een kaart van West Europa in was geetst, voorzien van kwadranten-aanduiding en waarop ook de maximale afstand van het commandocentrum was aangegeven.Daarover verderop meer: (komt nog)
Foto: Glasplaat in Hotel van der Werff, Naam: Clei (!) De graveur had z'n dag niet.
Deel glasplaat van een plottafel van Schlei met duidelijk cirkelvormig bereik van commandocentrum/radars Schlei (eigen foto/er komt een betere/hoop ik).Nadat eerst aangenomen werd dat dit afkomstig zou kunnen zijn van een Seeburg Tisch is het mijn mening dat deze glasplaat afkomstig is van een Flugmelde post, die ook aanwezig was in de Seeburg bunker. De afmetingen zijn ook geringer dan die van een Seeburg Tisch en bovendien zijn van de Seeburg Tisch de glasscherven opgegraven in de bunker. Plotten op een glasplaat van dergelijke afmetingen gaat nog wel, maar het vervolgen van meerdere vliegtuigen is niet echt te doen. Er was er overigens maar één kuil; één tafel.
Recent opgegraven glasdeel Seeburg Tisch.
Gevonden in de Seeburg bunker op Schiermonnikoog januari 2009. Kleur glas is wit , doch reflektie rode handschoen (eigen foto).
Het begin van mijn onderzoek naar de stelling Schlei, wat resulteerde in het boek wat elders op de site vermeld staat.Gevisualiseerd door de locaties van de vliegtuigen op de plottafel begeleidde de JLO/Jaegerleitoffizier via de radio de jager naar het doel om een interceptie uit te voeren. Aan de andere Wuerzburg waren tevens 3 zoeklichten gekoppeld. Wanneer de nachtjager in de juiste positie was, werden de 3 zoeklichten ingeschakeld met de bedoeling om de bommenwerper uit te lichten. De HENAJA radarsites werkten samen met 3 groepen van 9 zoeklichten, welke daaropvolgend de bommenwerpers verlichtten.
Het systeem van controlecentra met zoeklichten werd aangeduid als de Helle Riegel. Ook genoemd: het Helle Nachtjagd Verfahren.
HENAJA werkte goed zolang het wolkendek niet te zwaar was, maar men was het er over eens dat wanneer de hemel meer dan 6/10 bedekt was, het systeem maar beperkt te gebruiken was. Was het doel niet meer te verlichten, dan was het erg moeilijk om het doel te bereiken.
Drie HENAJA sites werden zodanig geplaatst rond een potentieel belangrijk doel (gewoonlijk een stad of fabriek) zodat het mogelijk was om bommenwerpers uit verschillende richtingen te onderscheiden. Deze sites waren onder controle van de Flak divisie, welke verantwoordelijk was vor de verdediging van het gebied.
De tactische controle werd uitgeoefend vanuit een gecombineerde Gefechtsstand en de interceptie werd gedaan vanuit Stellingen welke HENAJA gebruikten. In de gebieden waar de jagers aanwezig waren werden restricties opgelegd aan de Flak.
Seeburg-Lichtenstein-Verfahren.Als gevolg van een zeer beperkte werking van de onderscheppingsradar van het type Lichtenstein,was een zeer nauwkeurige onderscheppingsbegeleidng nog steeds noodzakelijk. Er ontstonden de types B/C, SN-2 en het laatste verbeterde type SN-3, welke slechts beperkt werd ingezet, een gevolg van verbeterde geallieerde tegenmaatregelen met homing device Serrate. De Luftwaffe type benamingen zijn achtereenvolgens FUG 202, 220,212 en 228, werkzaam van 4 tot 8 km./p>
Intussen was de Auswerte Tisch vervangen door de Seeburg Tisch, waarop de positie van zowel jager als bommenwerper geprojecteerd werd van onder de tafel door lampen. Een lampje voor de bommenwerper en een ander gekleurd lampje voor de jager. Deze vorm van gevechtsleiding werd genoemd het Seeburg-Lichtenstein-Verfahren, welke niets anders was dan HENAJA maar dan zonder zoeklichten.
Met de introductie van de Wuerzburg-Riese met de Seeburg Tisch en zonder zoeklichten werden deze sites hernoemd tot DUNAJA Stellungen.
De Hele Riegel.Zoals boven omschreven bestond de Helle Riegel uit een aantal HENAJA stellingen. Deze werden gegroepeerd in sectoren (Raum) van 3 stellingen. Elke sector was onder de oerationele controle van een nachtjacht gevechtsleider (Nacht Jagd Raum Führer /NJRF), welke ook de operationele controle had over een groep nachtjagers. Tot medio 1943 was dit de regel.
Dat het systeem niet effectief genoeg was tegen een bomberstream die met grote aantallen één zone passeerden mag duidelijk zijn. Toen de geallieerden zich dit realiseerden zo rond 1942, werden de bomberstreams zo geordend dat er veel in een korte tijd een dergelijke zone passeerden.
Iedere site kon slechts één nachtjager per tijdsverloop begeleiden en de meeste bommenwerpers kwamen hiermee weg.
Twee oplossingen werden aangereikt, waarvan de diepte van de zone's voor en achter de Helle Riegel er eentje was. Ten tweede een upgrade met apparatuur om gelijktijdig 2 nachtjagers te begeleiden.
Bron:http://atlantikwall.superforum.frVoor de dagjacht had de Luftwaffe in de herfst van 1942 het Y-Verfahren geintroduceerd. Een locatiesysteem waarbij de positie van de jagers gerealiseerd werd door radio afstand meting middels het Hans E-Mess Geraet en de richting via de Heinrich Peiler. Een combinatie als bekend onder de naam Y-Bodenstelle FuSAn 733. De Flugmeldemess Stellungen waren , van de zomer van 1943 en later, uitgerust met 2 sets van dit systeem. Een nauwkeurige omschrijving van de werking van deze procedure in de organisatie is te vinden onder hoofdstuk 3.1 (in voorbereiding dec 2017)
Opvallend is ook dat de torens waarop de zenders stonden in Schiermonnikoog genoemd werde de Ypsilon-torens, terwijl dit elders niet met deze naam beschreven staat.
Het was nu mogelijk om 2 nachtjagers te sturen met de Heinrich-/Hans-combinatie en het gebruik van de 2 Wuerzburg Riese om 2 bommenwerpers te vinden en te volgen. Dit hele proces werd uitgevoerd op de Seeburg Tisch welke was gemodificeerd met 2 draaitafels. Dit systeem was oorspronkelijk bekend als het Y-Verfahren (Nachtjagd) , maar werd snel bekend als het HIMMELBETT Verfahren.
Bij het EGON Verfahren, welke een doorontwikkeling van het Y-verfahren was, werd voor zowel opsporing als begeleiding een Freya radar gebruikt. Vanaf 1944 bij Teerose op Terlet. In 1945 zien we dat het EGON principe in het gehele gebied van het Reich wordt ingevoerd, waarbij de stelling Hase het totaalbeeld toont, verkregen door de lange afstandsradar Jagdschloss. IN het zuiden van Nederland zijn de radarstellingen al verdwenen. De laatste is Biber op Oost Voorne
Een logisch gevolg van een kat en muisspel tussen de ongecoordineerde jagers en de gejaagden; de geallieerde vliegtuigen.
Volgens de auteur van de site van www.gyges.dk voldoet een Flugmeldemess Stellung niet aan de omschrijving Himmelbett-Stellung, tenzij het is uitgerust met 2 Y-Bodenstelle naast de reeds omschreven radar apparatuur. In het eind van 1944 werd Himmelbett hernoemd als Gebiets Nachtjagd.
Toen in augustus 1943 bij de allesvernietigende aanval op Hamburg voor het eerst gebruik werd gemaakt van radarstoring (jamming) ; in dit geval door strookjes zilverpapier (chaff/duppel) werden de radars blind en het gevechtleidingssysteem niet meer bij machte om de jagers te begeleiden.
Op dit tijdstip kwamen er taktieken naar boven die genoemd werden: Wilde Sau en Tame Sau.De "Kammhuber Line" was overigens een geallieerde uitdrukking en werd niet door de Duitsers gebruikt. Wel duikt hier en daar de kreet "Kammhuber Opera Häuser" op, maar dit had duidelijk te maken met de plaatsing van de verschillende jachtleiders in de grote tribuneachtige zalen van de grote jachtleidingscentra als DIOGENES(NL), GROVE(DK) en SOCRATES(DL).
In the words of F. Trenkle (op.cit. p 182): "Durch Kombinationen dieses Verfahrens [Y-Verfahren] mit "dunklen Nachtjagd" entstand das sog. "Himmelbett-Verfahren" " See also excerpt from the manual: "Das Y-Verfahren (Jagd)" .
Tag & Nachtjagd   Zeer interessante Youtube film over Tag- en Nachtjagd-52 minuten.